Ontwikkelingsgericht onderwijs

Ontwikkelingericht onderwijs gaat uit van de vier B’s:

Betrokkenheid van kinderen.

Kinderen leren het meest als ze betrokken zijn bij de leerstof. Betrokken ben je als je geraakt wordt door het onderwerp, je kunt inleven, je de noodzaak om te leren voelt, als de leerstof past bij dat wat je al weet. We werken daarom in thema’s. Aan een thema wordt 6 tot 8 weken gewerkt. De kinderen van groep 4 werken bijvoorbeeld aan het thema: wonen. De leerkracht introduceert het thema met een bouwtekening. Er volgt een gesprek, daarin komen de kinderen er samen achter dat het een bouwtekening is van een huis. De juf verklapt dat het haar eigen huis is. De volgende dag hebben veel kinderen foto’s bij zich van huizen. Sommige kinderen hebben thuis een plattegrond gemaakt.

Betekenisvolle activiteiten.

Door te werken met echte materialen en echte activiteiten halen we de wereld dichterbij. Betekenisvolle activiteiten motiveren! Binnen het thema 'wonen' bezoeken de kinderen een makelaar. Gebouwde huizen moeten immers verkocht worden!

Bedoelingen van activiteiten.

Natuurlijk werken we aan de doelstellingen voor het basisonderwijs. Daarnaast werken we ook aan: jezelf kunnen presenteren en onderzoek kunnen doen. De kinderen weten wat een plattegrond is. (kerndoel aardrijkskunde)

Bemiddelende rol van de leerkracht.

De leerkracht begeleidt en ondersteunt de kinderen bij het leren. De leerkracht vraagt zich bij de doelen af hoe hij/zij dit doel het beste kan behalen in zijn/haar groep. Daarop wordt de activiteit afgestemd. Door de bouwtekening op tafel te leggen heeft de leerkracht de kinderen geprikkeld om vragen te stellen en om te vertellen. Kinderen hebben daardoor hun ervaringen gedeeld. De leerkracht heeft in deze les niet zelf de informatie in de groep gebracht.

Ontwikkelingsgericht onderwijs is gebaseerd op de ontwikkelingstheorie van Vygotskij. Van Pareren en Van Oers hebben deze theorie toegankelijk gemaakt voor de praktijk van het basisonderwijs.